Boeren

Het leven van de boer was niet zo goed als van de rijke mensen (de adel). De huizen van de boeren waren veel van hout gemaakt. De meeste mensen sliepen op een bed van stro. De meeste boerenwoningen hadden ook maar 1 ruimte. Ook het voedsel dat de boeren aten was niet heel bijzonder of lekker: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren. Er werd wel eens vlees gegeten, dit gebeurde eigenlijk alleen in de slachtmaand, in die maand werden een aantal dieren van de boer geslacht en opgegeten. Daarna werd het vlees (en ook de vis) in zout water gelegd. Het zouten zorgde ervoor dat er een aparte smaak aan het vlees of de vis werd gegeven en natuurlijk om het langer te bewaren. In de meeste boerengezinnen werkte de man en de vrouw, ze konden meestal alleen het hoofd boven water houden als ze beiden werkten. De boerengezinnen waren over het algemeen erg klein. De meeste arme boeren konden zich geen kinderen gebruiken, want de monden van deze kinderen moesten natuurlijk ook gevoed worden. Bij de meeste huwelijken van boeren kende het paar elkaar al, bij de adel was dit meestal niet het geval, daar werd door je ouders een bruid of een bruidegom voor je uitgezocht. De boerenwoningen waren over het algemeen erg klein en binnen was het een grote chaos, er was maar 1 ruimte en dus werd alles daar in gepropt. Je kookte, je at en je sliep allemaal in dezelfde ruimte, elke dag. Daarom was het voor de meeste mensen buiten aantrekkelijker, in de kroeg of de kerk kwamen de mensen samen, daar werd dan gedanst.